Hoe kunnen we de vicieuze cirkel* doorbreken bij slachtoffers die later mogelijk zelf dader kunnen worden?
Ronald Rijnders
Wie is Ronald Rijnders?

Interview met rapporterend psychiater Ronald Rijnders
Nieuwsbericht, 02-07-2019
Ronald Rijnders is lid van de NRGD-Toetsingsadviescommissie (TAC). Sinds mei 2006 werkt hij als rapporterend psychiater in het Pieter Baan Centrum (PBC). Daarnaast doet hij aan de Universiteit Utrecht wetenschappelijk onderzoek naar mannelijke TBS-patiënten, werkt hij een dag per week in de verslavingszorg en is hij lid van het Adviescollege Levenslanggestraften.
'Ik vind het belangrijk je als psychiater zo breed mogelijk te profileren. Op het einde van mijn opleiding tot psychiater, en ook vele jaren daarna, werkte ik in het oorlogstraumacentrum Stichting Centrum '45 met getraumatiseerde asielzoekers en vluchtelingen. Toen de gelegenheid zich voordeed naar het PBC te gaan, twijfelde ik omdat ik de kant van de daders opging. Maar op een gegeven moment dacht ik: ik doe het toch. En zag daders die in hun vroege jeugd zelf slachtoffer waren geweest. De geobserveerde mensen in het PBC hebben ook hun voorgeschiedenis, een eigen verhaal. We worden aangetrokken door de gedachte dat goed en kwaad sterk gescheiden zijn. Die neiging in uitersten te denken voorkomt misschien verwarring in ons zelf, maar je realiseert je soms dat de werkelijkheid toch anders kan zijn. In Stichting Centrum '45 kregen we bijvoorbeeld kindsoldaten uit West-Afrika die overdag in het regeringsleger dienden en 's nachts meevochten met de rebellen, tégen datzelfde regeringsleger.
Het vak forensische psychiatrie is heel boeiend. Je beschrijft de persoon van de verdachte ten behoeve van het strafproces en hebt een voorlichtende, adviserende functie. Rechters dienen op ons te vertrouwen, de eisen zijn dan ook hoog. In de diagnose ga je niet uit van het ten laste gelegde delict. Stel je voor dat dit niet bewezen wordt verklaard: dat zou erg zijn! Want dat zou inhouden dat de diagnose verdampt omdat het ten laste gelegde niet bewezen kan worden. Een kunstfout. De minimumeis is dat je diagnose onafhankelijk is van het ten laste gelegde.'
Wij zijn óók op aarde om de rechter duidelijk te maken dat we iets niet weten
Toerekeningsvatbaarheid op een schaal
'Iedereen wordt geacht de wet na te leven en kan worden gestraft bij overtreding daarvan. Tenzij blijkt dat iemand ontoerekeningsvatbaar is. Maar toekenning van dat predicaat is in de praktijk niet zo zwart-wit. Feitelijk gebruiken we allerlei gradaties in het toerekenen, vroeger bijvoorbeeld de vijf-punten schaal: toerekenen, niet toerekenen en drie stappen daartussen: licht verminderd, verminderd en sterk verminderd toerekenen. Is iemand gestoord maar kun je de doorwerking van de stoornis in het ten laste gelegde delict niet onderbouwen, dan kan de rechter nog wel uitgaan van een gelijktijdigheidsverband.
Of het verband is veel losser, stel: er is sprake van krenkingsaspecten. Iemand gaat rumineren, broeden. Boos-boos-boos. Misschien ook wraakgedachten. En de dag erop besluit hij na de volgende belediging het slachtoffer stevig af te straffen, dan kun je zeggen: 'Hij heeft voldoende tijd gehad om te overwegen wat te doen. Dus geen reden tot vermindering van toerekeningsvatbaar.' Maar het rumineren kan hem zo sterk in de greep hebben gehad dat een belangrijk aspect van zijn persoonlijkheidsproblematiek heeft doorgewerkt, waardoor hij geen gezonde afweging heeft kunnen maken en we het ten laste gelegde in (licht) verminderde mate zouden moeten toerekenen.
We gebruiken een continuüm tussen twee uitersten, met toerekenen aan de ene kant en niet-toerekenen aan de andere. In het veld speelde een heftige discussie, waarin - in zekere mate terecht - gezegd werd: 'Je kunt niet bepalen dat iemand verminderd of licht/sterk verminderd toerekeningsvatbaar is. Het is toerekenen of niet-toerekenen. En alles daartussen is 'verminderd toerekenen', verdere differentiatie is niet mogelijk.
Ik geloof wel in tussenstadia. Zoals bij de verschijningsvorm van water, dat gaat van ijs tot waterdamp. Het heeft uitersten. Maar je wilt wat weten over de tussenliggende waarden. Je kunt zeggen: 'Het warmt op, of het koelt af'. Maar dat is niet praktisch, want om te drinken wil je weten of het water gloeiendheet is, of lauw, of koud. In de dagelijkse praktijk lossen wij het uiteindelijk eenvoudig op, door een degelijke omschrijving te geven in de tekst. De felheid gaf wel aan dat het een serieuze discussie was. Al zei een collega: 'Die vijfpuntschaal is wel wat grof, laten we een zevenpuntschaal gebruiken.' Dat vond ik wel komisch.'
Hoe is het als forensisch psychiater te werken in een juridische context?
'Onze taak is de rechter informeren zodat die eventuele psychopathologische aspecten meeweegt in de motieven van de verdachte. Ik lees met graagte de vonnissen en de redeneringen daarin. Soms zijn die ingenieus. Een voorbeeld kan ik geven en zal alleen de informatie delen die in de openbare stukken staan: het vonnis en het arrest. Een vrouw van niet-Nederlandse afkomst steekt een andere vrouw in brand, die dezelfde dag overlijdt. Twee maanden later wordt de vrouw aangehouden. Ze ontkent. Tijdens ons onderzoek konden we wel het een en ander diagnosticeren, maar ze leek niet daaruit gehandeld te hebben. En ze bleef ontkennen. De rechtbank concludeerde: 'Toerekenen' en veroordeelde de vrouw tot 22 jaar gevangenisstraf.
In hoger beroep waren er meer rapportages, onder andere van externe, niet-forensische deskundigen. En die kwamen tot een ziekelijke stoornis waaruit zij het ten laste gelegde bijna volledig verklaarden. Het advies was 'sterk verminderd toerekenen' alsmede een jarenlange, intensieve behandeling. Dat was een hectische zitting. Omdat de adviezen lijnrecht tegenover elkaar stonden, werden wij door de rechter stevig bevraagd. Ik had ervoor nagevraagd of er iets bekend was over het in brand steken van een vrouw door een andere vrouw. In die cultuur kwam dat bijna nooit voor.
Wij konden de nieuwe diagnose beredeneerd weerleggen. Natuurlijk vroegen de rechters ons: 'Als een vrouw die haar leven schijnbaar op orde heeft en gewoon werkt zo'n gestoord delict pleegt door iemand te overgieten met motorolie en in de brand te steken, dan is ze toch gestoord?' Op zich een logische vraag die maar boven de zaak bleef hangen. Want niemand wist wat haar motief was geweest en in welke mate dat gestoord was. Maar het adagium 'bij twijfel niet inhalen' blijft gelden. Het gaat om onderbouwen, niet om hypothetiseren. Dat is de kern van mijn vak: onderbouwen of pathologische motieven hebben doorgewerkt in het ten laste gelegde en of iemand in staat is geweest af te zien van zijn of haar handelen. Als dat niet mogelijk is, schrijf dat dan op.
In zijn arrest deed het Hof iets wonderlijks. Het schoof die latere diagnose volledig aan de kant. Het omarmde de diagnose die alle rapporteurs hadden gesteld: dysthyme stoornis, een chronische ontstemmingsstoornis of voortdurende chagrijnigheid, al dekt die laatste omschrijving de lading niet helemaal. Dysthymie kan je levensvreugde behoorlijk inperken en ertoe leiden dat je je niet volledig kunt ontplooien. Op geen enkele wijze kon het ten laste gelegde worden verklaard vanuit de dysthymie, Maar het Hof zei: 'De wet vergt voor oplegging van een TBS-maatregel de aanwezigheid van een ziekelijke stoornis. Dysthymie is een ziekelijke stoornis. En daarom leggen we naast gevangenisstraf ook TBS op.' Het Hof liet bewust een aantal afslagen liggen, bijvoorbeeld door geen enkel woord te wijden aan de kwestie van (de mate van) toerekenen en koos een praktische oplossing.
Dat was een opmerkelijk arrest. Zoiets moet je kunnen hebben, als forensisch rapporteur. Ik heb de arresttekst- die je best kunt lezen als een doelredenering - als een juridische oplossing voor een niet-verklaarbaar, afschuwelijk delict beschouwd. Je moet als professional je er niet persoonlijk in verliezen. Dat geldt in de rechtszaal, maar ook tijdens het werken met verdachten. Het gaat erom te handelen met je jas, je uniform, aan. Wij, rapporteurs, hebben allemaal hun eigen persoonlijkheid en temperament. Maar je professionele rol is anders. En dat noem ik gemakshalve een jas. Natuurlijk wordt die jas gevormd door de contouren van wie je bent, maar kritiek - en ook lof - moet je zoveel mogelijk los zien van jou als persoon. En het aardige is: met die jas creëer je ook een zekere distantie tot de onderzochte. Als die boos is op je, of juist zegt: 'Ik heb nog nooit zo'n goede vraag van een psychiater gehad. U ben de beste'. Dat kan in principe je narcisme heel erg kietelen, hoor. Maar het is goed dat je je dan realiseert dat het tegen je jas gezegd wordt: leer jezelf kennen!
Verdachten hebben het recht hun procespositie goed te bewaken. Als iemand verschrikkelijke dingen heeft gedaan, denk ik bij het onderzoek voortdurend 'indien bewezen'. Doe je dat niet, dan sijpelt er een oordeel door dat mij en de onderzochte niet helpt. Onbevangenheid en neutraliteit zijn belangrijk. Dus zeg ik: 'Goed om u weer te zien. Wilt u een kopje koffie?' Want dat is vaak een mooie entree om iemand te leren kennen. Correct zijn, niet oordelend. En zeggen zij bij de kennismaking: 'Nou, ik heb het helemaal niet gedaan!', dan reageer ik: 'Maar daar gaan we het nu nog niet over hebben. Ik weet wel waarvoor u hier zit, maar heb het proces-verbaal nog niet of nog niet helemaal gelezen. Om eerlijk te zijn gaat het mij daar nu niet om. Ik wil u eerst leren kennen om uiteindelijk een goed deskundigenrapport over u als persoon te schrijven en de rechter te vertellen wie u bent, met uw positieve en de negatieve kanten.' Daardoor is de kans groter dat de onderzochte denkt: 'Hij doet normaal tegen mij.' En dat doe ik ook, zo neutraal als ik kan zijn. Ik weet natuurlijk ook dat veel verdachten toch denken: ik vertrouw het niet, want het ministerie van Justitie betaalt zijn salaris. Dan zeg ik: 'Dat klopt. Maar men kan mijn pen niet vasthouden'.
Ik zie meewerkende verdachten vaak 8 tot 12 keer. Ik weet dat zij weten dat ik weet dat ze er gedwongen zitten. De onvrijwillige context is helder. Maar in principe zijn de gesprekken niet veel anders dan bij psychotherapie. Je wilt iemand ontmoeten. Mensen hebben overigens niet primair een hulpvraag, al komt het wel voor dat iemand zich als patiënt gedraagt. Soms zit een verdachte met kwesties als zelfverwijt en hevige spijt. Die kunnen oprecht zijn, maar ook een teken dat hij/zij zich op een gunstige manier wil presenteren, dus vanuit de procespositie. Voor de mate van spijt bestaat geen harde maatstaf of eenheid. Je moet oppassen dit soort ijle begrippen te verstoffelijken in een beschrijving. En daarvoor heb je onder andere teambesprekingen. Je hebt bijna wekelijks een bespreking met de psycholoog, forensisch milieurapporteur en de groepsleiding. Ook over wat er op de afdeling gebeurt. Over akkefietjes in de groep of in het onderzoekscontact waaraan rare aspecten zitten. Dat houd je scherp.
Veel laat je na zo'n teambespreking weer afvloeien. Je schrijft een rapport met zo min mogelijk niet-onderbouwbare conclusies en vermeldt wat hypothetisch is. Georganiseerde tegenspraak door een teamjurist en een psycholoog of psychiater die de verdachte niet zien is heel belangrijk. Zowel voor de diagnostiek als voor tegenoverdrachtelijke aspecten die samenhangen met de ernst van het ten laste gelegde delict. Ik kan mij voorstellen dat in de ambulante situatie, zeker als je een mono-rapportage doet, het gevaar van blinde vlekken loert. Dat lijkt mij niet makkelijk.'
Het veld aanharken
'Vanuit de Toetsingsadviescommissie (TAC) van het NRGD heb ik te maken met collega's uit het veld. Soms hoor ik de wildste geruchten: 'Je wordt zonder reden afgewezen. Het is willekeurig, want ik schreef dezelfde rapporten als mijn collega die vorige maand is geslaagd met een compliment van de TAC!' Zoiets verwijst naar slachtoffergedrag. Het klopt ook niet. Bij de NRGD gaat het erom of een deskundige kwaliteit levert. De kwaliteitseisen zijn alleszins redelijk. Vergeet niet dat de adviezen van een gedragskundige verstrekkende consequenties kunnen hebben: soms gaat het om een advies over langdurige vrijheidsbeneming.
Het NRGD heeft zich ook ontwikkeld. In de beginjaren was de organisatie bezig zichzelf als instituut neer te zetten. Het veld aanharken, zodat mensen die kwalitatief slechte rapporten afleverden voorwaardelijk werden toegelaten met een verbetertraject of eruit gefilterd werden. Het NRGD heeft het vak niet veranderd. Maar wel bijgedragen aan het ophogen van de vereisten, bijvoorbeeld bij risicotaxatie. In het verleden werd die vooral op basis van een klinische indruk verricht. Maar op basis waarvan, werd dan niet beschreven. Het is goed mogelijk dat sommige mensen de risicotaxatie vroeger heel goed deden maar deze niet goed beschreven. In dat opzicht heeft het NRGD voor een kwaliteitsslag gezorgd.'
Risicotaxatie
'Risicotaxatie op zich hoort thuis in de wetenschap. Kunnen we de
toekomst voorspellen met een risicotaxatie-instrument? Daarover speelt
een hoogoplopende discussie. Het gaat om specificiteit en sensitiviteit,
die werken wederzijds op elkaar in. Hoeveel risico is aanvaardbaar? In
deze maatschappij is er grote aandacht voor veiligheidsdenken. De
forensische psychiater of psycholoog moet zich realiseren dat het
voorspellen van recidive heel lastig is. Je plaatst de onderzochte in
een risicoklasse, maar het is daarmee zeker niet gezegd dat deze persoon
uit die klasse daadwerkelijk zal overgaan tot een nieuw delict.
En daarmee kom je weer op de begrippen sensitiviteit en specificiteit.
Soms is het geheel niet mogelijk; in je rapport schrijf je: 'Het zou
kunnen dat dit en dat tekenen zijn. Maar ik kan het niet onderbouwen.'
Wij zijn óók op aarde om de rechter duidelijk te maken dat we iets niet
weten.'
Toetssteen
'Bij 10 jaar NRGD komt het woord 'toetssteen' bij me op. Bij TBS gaat het om vrijheidsbenemende maatregelen. Dat kan alleen als je de hoogste medische, psychologische, ethische standaarden in acht neemt. En het NRGD heeft geholpen die lat hoog te leggen. Daarin is het NRGD echt niet de eerste of enige geweest, maar het heeft die kwaliteit zeker verbeterd. Het gemiddelde is omhoog gegaan. De informatie in het rapport moet van hoge kwaliteit zijn, aan minimumeisen voldoen. Je beschrijft de werkelijkheid zoals je die in gedragskundig opzicht aantreft. Het is daarna aan de rechter. Uiteraard wil ik het geschrevene graag nog eens uitleggen. Want het rapport is natuurlijk mijn baby. Heel soms word je als deskundige gemangeld in de rechtszitting: midscheeps geramd door de advocaat of de officier die niet blij zijn met het advies. Dat hoort er ook bij. En wat ook daar weer geldt: het is gewoon mijn jas die ze dan belagen. Overigens verlopen de meeste zittingen zeer prettig en voegt de uitleg veel toe aan het begrip van de juristen. '
Moet je steeds meer antropoloog zijn?
'Ja. Zoals psychiater Frank Kortman zegt: 'Alle psychiatrie is transculturele psychiatrie'. Of je nou subcultureel of cultureel denkt, het gaat om hetzelfde. Je moet begrijpen dat je een thermometer bent die in een bepaalde context gestoken wordt. Je moet kennis hebben van je eigen afkomst, bijvoorbeeld beseffen hoe je eigen krenkingsattitude ligt of waar je aannames liggen. Dat moet je van je eigen (sub)cultuur weten om in ieder geval te kunnen begrijpen wat de ander beweegt. We nodigen met enige regelmaat cultureel antropologen uit om een beeld te schetsen van de cultuur van een verdachte. Heel informatief. En soms kun je dingen afgeleid vragen, met een simpele falsificatiemethode: 'En als u dat nu ook zegt in uw eigen gemeenschap?' Dan antwoordt zo iemand: 'Dat kan natuurlijk niet, want dan vinden ze me hartstikke gek'. Dan weten we in ieder geval dat betrokkene zelf door heeft dat er toch iets raars met hem aan de hand is. Dat is individueel al belangrijk.
Misdadigers zijn niet per se psychisch gestoord. Er zijn mensen die delicten plegen omdat ze denken daarmee winst te halen of hun gelijk te krijgen. Niet altijd hoeft dat op basis van een pathologisch motief te zijn. Er zijn oorlogsomstandigheden waarin je vreselijke dingen doet. Of de uitwerking is veel gruwelijker dan voorzien. Misschien dacht de vrouw van die brandmoord wel 'Ik ga haar verminken, zodat ze minder mooi is'. Het kan, hoe gruwelijk ook de werkwijze. De rechter en de officier vroegen: 'Dat deze mevrouw dit gedaan heeft, moet toch wel betekenen dat ze gestoord is?' Natuurlijk ga je dat denken, ook als professional. Maar je moet hetgeen je stelt kunnen onderbouwen. Dat is je taak. Natuurlijk kan dat soms heel onbevredigend zijn. En toch, soms moet je zeggen: 'Ik kan het niet onderbouwen'. En daarmee eindigt jouw verhaal als rapporteur in de rechtsgang. '
Bron: https://www.nrgd.nl/actueel/nieuws/2019/07/02/interview-met-rapporterend-psychiater-ronald-rijnders
Nieuwsbericht 16-04-2024
Een proefschrift over psychopathie, empathie en oxytocine
Op 5 juli verdedigt Ronald Rijnders, psychiater in het Pieter Baan Centrum, zijn proefschrift getiteld Suffering Souls Suffering Society. Het proefschrift gaat over psychopathie, empathie en het neurohormoon oxytocine.
Bron: https://www.nifp.nl/actueel/nieuws/2024/04/16/ritsende-empathie-van-ronald-rijnders

Voor zijn onderzoek ontwikkelde Rijnders een nieuw model om empathie te begrijpen: het zogenaamde ritsmodel (of Zipper Model of Empathy in het Engels).
Ritsende empathie
Om tot dit model te komen integreerde Rijnders de bestaande uitgebreide literatuur over empathie en stapte van het (doorgaans) statische model af. Hij ontwikkelde een dynamisch model waarin de cognitieve en de affectieve aspecten van empathie op elkaar ingrijpen als ware ze tandjes van een rits. Als de rits helemaal omhoog is getrokken is er sprake van een volwaardige vorm van empathie (zie het figuur hiernaast/boven). Hoe werkt dit precies? En wat is de rol van de handen die de rits doen bewegen?
Het nemen van perspectief
Het omhoogritsen richting volwaardige empathie begint aanvankelijk met emotionele mimicri, het met je eigen gelaatsspieren spiegelen van de emotionele gelaatsuitdrukking van een ander. Je moet vervolgens in staat zijn die emotie te herkennen. Hierna volgteen reactie die we emotionele besmetting noemen. Je wordt als het ware plots bedroefd, bang, boos of blij, zonder dat je exact door hebt dat dit de emotie van de ander is.
Een belangrijke volgende stap zit aan de cognitieve kant van de rits: je moet de ander van jezelf kunnen onderscheiden en vervolgens het perspectief van de ander kunnen innemen. Als het ware alsof je op schouder van die ander gaat zitten en gaat kijken naar de situatie die zich voor die ander voordoet.
Meevoelen
Kortgezegd: je ziet de emotionele gelaatsuitdrukking van de ander, je hebt daarop een mimicri-reactie die ertoe leidt dat je zelf emotioneel besmet wordt en vervolgens realiseer je je dat het de ander is die dit overkomt door het perspectief van die ander in te nemen. "Het is de emotie van de ander en ik kan me voorstellen hoe vervelend dat is." Volwaardige empathie ontstaat daarna doordat je dezelfde (isomorfe) gevoelens ervaart als de ander wetende dat die van hem/haar zijn. We noemen dat een other oriented emtional response. Hierdoor ervaar je dus daadwerkelijk mede-leven, mede-voelen of mede-lijden.
De nachtdienst
Rijnders en zijn collega's introduceerden in hun ritsmodel twee nieuwe aspecten: de handen die de rits omhoog- danwel omlaagritsen. De ene hand is de context. De context trekt als het ware de stof glad waardoor de rits makkelijker omhooggeritst kan worden. Context kan echter ook in de weg zitten. Denk bijvoorbeeld aan de vermoeiheid na een nachtdienst. Je komt thuis na een lange nacht hard werken en je kinderen laten een tekening zien. Je bent moe, je weet dat je je best moet doen om mee te voelen, maar het lukt je niet volledig. De context werkt niet mee.
De andere hand zijn de persoonlijke factoren aandacht en motivatie. In het voorbeeld van de nachtdienst ben je moe, maar je hebt wel veel motivatie om naar je kinderen te luisteren omdat je graag een goede ouder wilt zijn. Je probeert dan toch te empathiseren, maar het kan gebeuren dat je je realiseert dat je je portomonee op je werk bent vergeten, dus dat je je aandacht er niet bij kan houden. Het resultaat is dat je empathische reacties naar je kinderen beperkt zullen zijn.
Wat Rijnders in het ritsmodel laat zien is dat de empathie dus omhoog kan ritsen - maar ook omlaag. Het emphatische proces kan dus ook minder worden. Dit kan tijdens een gesprek of ontmoeting gebeuren. En het kan iedereen overkomen, de een makkelijker dan de ander, maar het is niet zo dat bepaalde personen altijd en overal op dezelfde manier empatisch zijn, van die gedachte moeten we af.
Empathie is dynamisch
Aldus: de context en de persoonlijke omstandigheden kunnen verschillen, waardoor de empathie omhoog en omlaag kan ritsen. Maar zijn de 'tandjes' van de rits, de cognitieve en affectieve vaardigheden, veranderlijk? En: kan je empathie aanleren?
Rijnders en zijn collega's beschrijven dat bij mensen met een hoge mate van psychopathie die affectieve empathische tandjes gebrekkig zijn, terwijl bij mensen met autisme de cognitieve tandjes minder goed functioneren. Mensen met een psychopathische persoonlijkheid zijn heel goed in staat het perspectief van een ander in te nemen. Dat maakt hen, wanneer zij hier ten volle gebruik van maken, ook zo gevaarlijk. Hebben zij de juiste motivatie en werkt de context mee dan kunnen zij een heel eind komen op het gebied van het nemen van perspectief, maar het bereiken van volwaardige empathie zullen zij dus niet of zelden bereiken omdat zij hun affectieve empathie niet mobiliseren.
Use it or lose it
Rijnders eindigt zijn artikel met 'use it or lose it.' Mensen met gebrekkige tandjes op de empathie-rits kunnen stappen zetten op het gebied van empathie, mits zij dit vaak en de juiste motivatie oefenen. Zij moeten de rits vaak omhoogtrekken, om daadwerkelijke empathische gevoelens te ervaren. Dat vergt niet alleen oefening, maar ook aandacht en motivatie. Logischerwijze zal zoiets makkelijker kunnen gebeuren wanneer het gaat om personen die dichtbij bij hen staan, bijvoorbeeld kinderen of partners.
Rijnders verdedigt zijn proefschrift op 5 juli aan de Universiteit Utrecht. Een link om de promotie online bij te wonen volgt.

Literatuur
Het volledige artikel werd gepubliceerd in Neuroscience & Biobehavioral Reviews en is hier te lezen:
Het ritsmodel werd reeds toegepast in onderzoek naar schizofrenie en leverde positieve resultaten op:
Andere artikelen van Rijnders over het onderzoek bij psychopathische patiënten:
Steroid hormones and severity of psychopathy in forensic patients. (apa.org)
Sniffing submissiveness? Oxytocin administration in severe psychopathy - PubMed (nih.gov)
Wetenschap
Gestoorde empathie bij psychopathie is als een slechte ritssluiting
Het is zaak cognitieve en emotionele processen bij elkaar te brengen

We moeten af van het idee dat psychopathische patiënten helemaal geen empathie kunnen opbouwen. Sterker, mogelijk kunnen we hun empathische vermogens zelfs een boost geven met oxytocine. Aldus Ronald Rijnders, psychiater in het Pieter Baan Centrum, die er begin juli op promoveerde.
Rijnders onderzocht een groep mannelijke patiënten met psychopathie in verschillende streng beveiligde Nederlandse tbs-klinieken. Voor dat onderzoek ontwikkelde hij een nieuw model om empathie te begrijpen: het ritsmodel ofwel het zipper model of empathy. Daarin wordt empathie voorgesteld als een ritssluiting met aan de ene kant van de rits cognitieve en aan de andere kant emotionele processen; het is zaak beide bij elkaar te brengen.
Rijnders legt uit hoe hij dat ziet: 'De rits sluiten betekent volwaardige empathie bereiken. Dat proces begint met emotionele mimicry, het met eigen gelaatsspieren spiegelen van de emotionele gelaatsuitdrukking van een ander. Je moet vervolgens in staat zijn die emotie te herkennen. Hierna volgt een reactie die we emotionele besmetting noemen. Je wordt als het ware plots bedroefd, bang, boos of blij, zonder dat je exact doorhebt dat dit de emotie van de ander is. Een belangrijke stap zit vervolgens aan de cognitieve zijde van de rits: je moet de ander van jezelf kunnen onderscheiden én het perspectief van de ander kunnen innemen. Als in: het is de emotie van de ander en ik kan me voorstellen hoe vervelend dat is. Als dit lukt, dan kan de stap worden gezet naar het daadwerkelijk medeleven, meevoelen of medelijden, oftewel volwaardige empathie.'
Dan zijn er nog de handen die de rits omhoog- dan wel omlaagritsen. De ene hand staat voor de context: 'Die trekt als het ware de stof glad waardoor de rits makkelijker omhooggaat. Dat betekent dat context ook in de weg kan zitten. Voorbeeld: vermoeidheid na een nachtdienst kan maken dat je even wat minder kunt meevoelen met een probleem waarmee je kind komt. De andere hand staat voor aandacht en motivatie. Om bij het voorbeeld te blijven: je bent weliswaar moe, maar je hebt toch voldoende motivatie om naar je kind te luisteren, want je wil graag een goede ouder zijn. Empathie is daarom altijd een dynamisch proces, geen onveranderlijk persoonskenmerk.'
'Bij mensen met een hoge mate van psychopathie', gaat Rijnders verder, 'zullen die affectieve empathische tandjes van de rits gebrekkig zijn. Toch kunnen ze het perspectief van een ander innemen, vooral als ze uit zijn op gewin zoals status, seks of een combinatie daarvan. Ze scannen daartoe je gezicht, met name de oogregio, schatten in hoe je je voelt en wat je denkt, en proberen daaruit voordeel te halen. Maar de rits sluit niet volledig, want ze doen dat zonder dat ze zelf de bijbehorende emoties ervaren. En dat laatste betekent dat ze als koud en kil kunnen overkomen.'
Oxytocine
Dat oxytocine op dat verstoorde proces een heilzaam effect zou kunnen hebben is niet zo'n gekke gedachte, want zowel in mens- als dierstudies is vastgesteld dat dit neurohormoon sociale toenadering stimuleert en oogcontact, emotieherkenning en vertrouwen vergroot. Het is bovendien positief geassocieerd met empathie, sociale binding en zorgzaam gedrag, en is betrokken bij het discrimineren tussen leden van de groep waartoe iemand behoort – de in-group – versus leden van de out-group. Dat alles overigens met enig voorbehoud: recent onderzoek kon al deze bevindingen niet altijd repliceren.
Dit neurohormoon stimuleert sociale toenadering en vergroot oogcontact, emotieherkenning en vertrouwen
Rijnders gaf zijn proefpersonen met een tussentijd van ongeveer twee weken tweemaal een neusspray met oxytocine of een placebo. Daarna testte hij hun empathische vermogen. Omdat het niet mogelijk is dat direct te meten, analyseerde hij de effecten op enkele afgeleiden (proxy's) van empathie, zoals mimicry van emotionele gezichtsuitdrukkingen, ook wel op te vatten als de onwillekeurige nabootsing van andermans mimiek. Hij onderzocht daarbij mimicry van twee gelaatsspieren bij het kijken naar boze of blije gezichtsuitdrukkingen. Rijnders: 'De veronderstelling is dat gestoorde empathie bij psychopathie, althans deels, wordt veroorzaakt door stoornissen in die nabootsing.' De twee gelaatsspieren waren respectievelijk de corrugator (de fronsspier) en de zygomaticus (deze loopt van het jukbeen naar de mondhoek en is actief bij lachen). De corrugator wordt geactiveerd bij het kijken naar een negatieve emotionele gelaatsuitdrukking; de zygomaticus doet dan niet mee. Bij het kijken naar een positieve emotionele gelaatsuitdrukking vindt er een activering van de zygomaticus plaats en tegelijkertijd ontspanning van de corrugator. 'Het idee was dat oxytocine de mimicry van zowel de corrugator als de zygomaticus zou versterken. We vonden echter geen significante verschillen.'
Ook de andere experimenten waarbij de deelnemers werden geconfronteerd met situaties die een beroep deden op dominantie en moraliteit lieten geen klinisch relevante effecten van oxytocine zien op de proxy's van het empathieconcept. Toch houdt Rijnders wel hoop: 'In een paar onderzoeken bij mensen bij autismespectrumstoornissen zijn bij langdurig gebruik wel degelijk klinisch relevante effecten gezien. Mijn idee is daarom: geef oxytocine gedurende langere tijd meermalen per dag, en dat steeds voorafgaand aan een therapiesessie.'
Stoornissen voorkomen
En doe verder aan preventie, bezweert Rijnders. Er zijn namelijk twee soorten psychopathie: primaire en secundaire psychopathie. Individuen die tot de eerste categorie behoren hebben aangeboren tekortkomingen in de emotionele verwerking, waardoor zij geen negatieve emoties kunnen ervaren zoals ernstige angst, paniek of depressie. Mede door deze tekortkoming hebben zij er geen probleem mee dominant en superieur te zijn. Van secundair psychopathische personen wordt daarentegen gedacht dat zij storingen in de emotionele verwerking hebben als gevolg van een stressvol of traumatisch verlopen vroeg socialisatieproces en een verstoorde hechting, hetgeen heeft geleid tot angst, depressieve emoties en vijandigheid. Rijnders: 'We weten dat een stressvrije ontwikkeling in de baarmoeder, in de periode rondom de geboorte en de daaropvolgende vroege kindertijd hechtingsproblemen en psychiatrische stoornissen in het latere leven kan voorkomen. Dus mag je verwachten dat goede algemene gezondheidszorg en de juiste pedagogische begeleiding van zwangeren en kinderen in hun eerste levensjaren de kans op secundaire psychopathie verlagen.'
NIEUWSTE BLOGS
Zie jij ook steeds dezelfde getallen zoals 7:77 - 77:7 - 777
SHIFT TO FREEDOM ❤️
Er zijn mensen die waarderen wat je voor ze doet. Anderen... vinden het allemaal heel gewoon.